Uitbreiding onderzoeks- en aanslagtermijnen in inkomstenbelasting en BTW

Op 30 november 2022 verscheen in het Belgisch Staatsblad de wet houdende diverse fiscale en financiële bepalingen. Hiermee heeft de wetgever de onderzoeks- en taxatiemogelijkheden van de fiscus gevoelig uitgebreid door de hiermee gepaard gaande termijnen aanzienlijk te verlengen. Deze wijzigingen gaan in vanaf aanslagjaar 2023 of met andere woorden voor inkomstenjaren die beginnen vanaf 1 januari 2022.

Op het vlak van BTW wordt de verjaringstermijn van 3 jaar verlengd tot 4 jaar wanneer een aangifte niet of laattijdig wordt ingediend. Het belang om documenten tijdig binnen te brengen neemt dus enkel toe aangezien een aangifte één dag te laat indienen automatisch een extra jaar aan controletermijn met zich meebrengt.

Inzake inkomstenbelasting ( vennootschapsbelasting/ personenbelasting) blijft voor een tijdig ingediende aangifte de standaardtermijn van 3 jaar voor onderzoek en taxatie behouden, maar als er geen of laattijdig een aangifte wordt ingediend wordt deze termijn ook verlengd naar 4 jaar. Een nieuwe termijn van 6 jaar wordt ingevoerd voor wat als een “semi-complexe aangifte” wordt beschouwd, ook als deze tijdig wordt ingediend. Hieronder verstaat de wetgever een aangifte die volgende elementen bevat:

  • aangiftes van belastingplichtigen die in het kader van verrekenprijzen een lokaal dossier en/of landenrapport moeten indienen;
  • aangiftes waarin vrijstellingen, verzakingen of verminderingen zijn opgenomen  inzake roerende voorheffing die worden toegekend op basis van een dubbelbelastingverdrag, de Moeder-dochter Richtlijn of de Interest-Royalty-Richtlijn;
  • aangiftes die betalingen aan belastingparadijzen vermelden;
  • aangiftes die een verrekening van het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting bij roerende voorheffing vragen op basis van een dubbelbelastingverdrag of Europese richtlijn;
  • aangiftes van inkomsten die gevat zijn via meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies in het kader van de DAC-6 en DAC-7 richtlijn.

Voor de “complexe” aangiftes geldt nu een termijn van wel 10 jaar zonder dat hier een frauduleus element aanwezig moet zijn. Een aangifte wordt als complex beschouwd bij de volgende elementen:

  • bij een hybride mismatch in de zin van artikel 2, §1, 16° van het Wetboek Inkomstenbelastingen;
  • bij een niet-uitgekeerde winst voortkomend uit een kunstmatige constructie (in de zin van CFC-wetgeving, artikel 185/2 van het Wetboek Inkomstenbelastingen);
  • bij een aangifte met melding van een juridische constructie in het buitenland (artikel 307, §1/1 van het Wetboek Inkomstenbelastingen).

Deze laatste is vooral van belang in de personenbelasting waar deze melding, vaak onbewust, al wel eens wordt vergeten.

Indien de aanslag enkel betrekking heeft op een aantal verworpen uitgaven, zoals autokosten, restaurantkosten, sociale voordelen, … gelden deze laatste 2 termijnen niet.

Wanneer er fraude in het spel is, worden de termijnen zowel voor de BTW als voor de inkomstenbelasting eveneens opgetrokken, m.n. van 7 naar 10 jaar. Dit alles brengt met zich mee dat de boekhouddocumenten nu ook gedurende 10 jaar bewaard zullen moeten worden in plaats van de eerdere 7 jaar. Als compensatie is de termijn waarbinnen de belastingplichtige een bezwaarschrift tegen een aanslag kan indienen verlengd van 6 maanden tot een jaar.

We kunnen dus concluderen dat laattijdig een aangifte indienen grote gevolgen heeft en dat ondernemingen die zelfs maar een gering internationaal aspect hebben vaak met een onderzoeks- en aanslagtermijn van 6 jaar geconfronteerd zullen worden.

Meer informatie?

Wenst u meer informatie of wilt u een offerte aanvragen?

Coone & Partners